zaterdag 7 april 2012

FOLKERT 25 getrouwd met LIES LANING


FOLKERT JANS DE HAAN

Links naar mijn andere sites

MASTERBOKKE werk van JAN FOLKERTS DE HAAN

Teksten van JAN THIJS DE HAAN

Het werk van de Hanen

MAANDBOEK van JAN THIJS DE HAAN


FOLKERT DE HAAN
ELIZABET LANING



7 oktober 1960
7 oktober 1985


Welaan dan, eet uw brood met vreugde en drink uw wijn met een vrolijk hart, want als gij dit doet, dan heeft god dit reeds lang zo gewild, laten uw klederen te allen tijde wil zijn en olie ontbreke niet op uw hoofd.
Geniet het leven met de vrouw die gij liefhebt, al de dagen des ijdelen levens, die hij u geeft onder de zon, al uw ijdele dagen, want dat is uw deel  onder de levenden en bij het zwoegen, waarmee gij u aftobt onder de zon.

Prediker 9:7- 9

LIED
(Gronings  volkslied)

Van Lauwerszee tot Noordhorn toe.
Van Zuidhorn tot aan het wad
Fietst  Folkert op zijn zadel rond
Met in zijn onderbroek een gat.
Dat groeit wat aan zo onderweg.
Heeft Folkert weer eens pech.
’t Gaatje wordt dan tot een gat.
Zo heeft Folkert altijd wat.



Van Lauwerszee tot Norrdhorn toe
Van Zuidhorn tot aan het wad
Hangt Lies washanden aan de lijn.
Van wie zouden die stinksokken zijn?
Dat groeit zo dagelijks wat aan.
Heeft snel weer schone aan gedaan.
Het lijntje wappert in de wind,
Waarna het opnieuw begint.

Van Lauwerszee tot Noordhorn toe
Van Zuidhorn tot aan het wad
Gaat Folkert naar een expositie toe
En snijdt wat hout op zijn gat.
Een jaarmarkt expositiehal
Lies vindt dat rijden lang niet mal.
Een opdracht van een zaak of kerk
En Folkert gaat aan ’t werk.

Van Lauwerszee tot Noordhorn toe
Van Zuidhorn tot aan het wad.
Rijdt moe met Jan zijn disco rond
En het klokje is weer rond.
Na twaalven is zij weer op pad
En zegt: Leer zelf eens rijden schat.
En Jan bouwt aan zijn disco voort
En doet dat onverstoord.



LIED
(Wordt wakker het zonnetje is al op)
Wordt wakker het zonnetje is al op.
Het kuifje grijs kraait nu vol op.
De bruine koffie geurt allang.
Hij kust heel behoedzaam zijn Bets op de wang
Wordt wakker (6x)

DE stakker klimt nu op de fietas.
Het kuifje grijs, de blik in het niets.
Zijn rug kromt zich moeizaam over het stuur.
Want voortmaken moet, het is al acht uur.
De stakker (6x)

Zijn fiets zet hij bij broer Jan tegen het huis.
Het kuifje grijs, vandaag is het niet pluis
En trapt daarna verder naar Ouwe Haan toe
En wordt van dat ouwehoeren zo moe.
De stakker (6x)

Maar keert hij dan om half elf terug.
Het kuifje grijs, het is achter de rug.
Daar loopt hij vrolijk naar Alie toe
En zegt:” Mag ik op je schoot, want ik ben zo moe”
De rakker (6x)

Om twee uur loopt hij naar boven toe.
Het kuifje grijs lacht Tinus toe.
Die zet hem een lekker bakkie voor.
En Ouwe Haan die werkt daar nog door.
De stakker (6x)

Om vier uur stapt hij op de fiets.
Het kuifje grijs verlangt naar Lies.
Haar thuis staat daar de afwas toch
En denkt Ouwe Haan: Ook dat nog”.
De stakker (6x)

Om vijf uur kookt hij een pan met soep.
Het kuifje grijs, Vrolijk op de stoep.
Ze nemen er één en ook wel eens twee.
En Bart keert weer huiswaarts, maar is tevree,
De rakker (6x)

Des avonds valt hij in zijn stoel in slaap.
Het kuifje grijs na een vreeslijke gaap.
Maar Lies neemt daar geen genoegen mee,
Wil nog wel praten, daar de telefoon ’t niet deed.
De stakker (6x)

Om twaalf uur zoekt hij het hogerop.
Het kuifje grijs boven een slaap’rige kop.
Daar heeft  Lies nog even wat kramp in haar been
En Folkert moet helpen, maar sluimert dan heen.
Niet wakker (6x)

Om half acht wordt er weer gekraaid.
Het kuifje grijs, gauw Lies nog geaaid.
De bruine koffie geurt allang.
Hij lust heel behoedzaam zijn Lies op de wang.
Wordt wakker (6x)

HANENBLUES
Wie binnen nou 25 joar  etrouwd.
Vandoag is feest, dus vuil ik mie goud.
Dou Folkert trouwde wis er naargens van,
Dacht nog dat potjes van ooievaar kwammn

Refrein:
Dit is de Hanen, de hanen, de hanenblues, hanenblues.
Ik goa nog nait noar hoes.

Folkert het ’n gloudnai pak
En lies d’r weerbarstig hoar zit op ’t gemak.
Ook Jan is nog eevn noar kapper west.

Refrein

Bar Vrolijk het de soep uut zien hoarn kamt.
Broer Jan het wat versies in elkoasr ramt.
Folkert zee in de karke wel ttwai keer koa.
Dacht zeker, dat dut gain ain me noa.

Refrein

Receptie viel teegn der kwam ja gain hond.
Dus kiekn Folkert en Bets verdwoasd wat rond.
Al dat volk is hier zittn bleevn.
Dus dat feest dat duurt wel eevn.

Refrein

Lies het vandoag gain eerappel kookt.
Folkert aine siagaret noa de ander rookt.
Wie trekken vanoavvnd gain bluikkie los.
En Lies moar denkn, ben ik de klos.

Refrein

Dus kriegn wie hier ’n soort kold buffet.
Gain blik, gain soep, et liekt wel pet.
Edwin Ottens, laif jong, is hier ook.
Speult hier de hele oavnd veur spook.

Refrein

Alles kraait hier wat een bekkie het
En zeg noe zelf ais, wiln joe al noar bed.
Straks goan wie abmoal noar Waldastraat,
Kiekn of doar een panne mit soep stoat.

Refrein

Folkert en Lies nog ’n bult geluk.
Ain ding is zeker dit ken nait meer stuk.
Joe motn ’t moar over joe heen loatn kommn.
Mörgen ken je sloapn, dus ’t ken niks bommn.

Refrein

LIED
(Wijs: Als hier een pot met bonen staat)

Als hier een pan met snert staat, en daar een pa met soep.
Dan is mijn naam dus Vrolijk, en sta ik op de stoep.
Een pan met Snert, een kop met soep.
Dan sta ik op de stoep.
Een pan met snert, een kop met soep
Dan sta ik op de stoep.

Als ik hier een blok met hout ligt, en daar een zaag en puts.
Dan kun je er op rekenen, dat ik hier wel wat pruts.
Een blok met hout, een zaag en puts.
Dus zorg ik , dat ik pruts.
Een blok met hout, een zaag en guts.
Dus zorg ik, dat ik pruts.

Al hier een microfoon ligt en daar een discostand.
Dan speel ik voor discjockey, en voel me daar een vent.
Een microfoon, een discostand.
Ben ik een hele vent.
Een microfoon, een discostand,
Ben ik een hele vent.

Als hier een teil met water staat, en daar wat kopjes vuil.
Dan ga ik aan de afwas, biet zonder dat ik pruil.
Een teil met water, kopjes vuil.
Wat doe ik, wel ik pruil.

Als hier een telefoon staat, dan ga ik aan de klets.
Ik kan dan uren praten, of mijn naam is geen Bets
Een telefoon, en aan de klets,
Want mijn naam die is Bets

Als hier een blik met groemte staat, dan trek ik die wel los.
Ik kom aan ’t koken niet toe, dus Folkert is de klos.
Een blik met groente trek ik los.
Dus Folkert is de klos.
Een blik met groente trek ik los.
Dus Folkert is de klos.

Als Anna op bezoek komt, dan kletsen wij wat af.
Ik praat en Anna luistert, zij wordt daarvan dus maf.
Mat Anna klets ik dus wat af.
En zij wordt daarvan maf.
Met Anna klets ik daar wat af
En zij wordt daarvan maf..
Als ik met Trees wil vrijen, heeft zij altijd een smoes.
Zij wil altijd naar disco’s, ik heb daarvan genoeg.
Met Trees vrij ik dus vrees’lijk graag.
Maar zij is daarin traag.
Met Trees vrij ik dus vrees’lijk  graag.
Maar zij is daarin traag.
Met Trees vrij ik dus vrees’lijk traag,
Maar zij is daarin.

Als Edwin op bezoek komt, neemt hij een pilsje mee.
Wil niet van Aldi drinken, moet daarvan op de plee.
Hij drinkt alleen het echte bier.
Zit dus te balen hier.
Hij drinkt alleen het evhte bier,
Zit dus te balen hier.

Als Folkert moe naar huis gaat, dan is zijn Lies op pad.
Daar vindt hij dan de afwas en moppert: Hett is me wat.
Nou kan ik hier weer aan het werk
En Jan doet niks, de vlerk.

Maar ’s avonds laat nog buiten, zitten wij op het gemak
En bomen nog wat na nog, waarbij ik een pilsje pak.
En heel de dag komt op de tong
Vanaf dat ik begon.
En heel de dag komt op de tong
Vanaf dat ik begon.

Des morgens als de Haan kraait, is Folkert het eerste op[.
Hij smeert het brood en zet thee en brengt zijn Liews een kop.
Die slaapt dan een gat in de dag,
Want maffen, wel dat mag.
Die slaapt dan wel een Gat in de dag, want maffen, wel dat mag.

Als Lies dan eindelijk opstaat, blaakt zij van energie.
Wie moet zij vandaag bezoekenm het zijn er zeker drie.
De Westerburcht, het Hornerheem
Per auto tuft zij heen.
De Westerburcht, het Hornerheem
Per auto tuft zij heen.

Soms gaat zij op een boodschap en komyt dan op bezoek.
Ik wip maar even hier aan, mijn portemonnee is zoek.
Het is een kruis, ik liet die thuis.Nu kan ik weer naar huis.
Het is een kruis, ik liet die thuis.
Nu kan ik weer naar huis.

Een half uur later4 gaat de bel en Lies staat op de stoep.
Daar ben ik weer, vergat mijn cheques, het lijkt vandaag wel soep.
Het is een kruis, liet ik die thuis?
Nu kan ik weer naar huis.
Het is een kruis, liet ik die yhuis?
Mu kan ik weer naar huis.

Zo kunnen wij wel doorgaan. Er komt geen einde aan.
En Folkert zal wel denken, dat heeft dus Jan gedaan.
Die zeikt wat af op het papier.
Het zit mij al tot hier.
Die zeikt wat af op het papier.
Het zit mij al tot hier.


LIED
(Wijs: Nu breekt uit alle twijgen)

Nu klinkt uit alle monden dit wonderschone lied.
Wij zingen hier ter ere van Folkert en van Lied.
Van Folkert en van Lies.
Wat dis’s laten wij ook zien.
Het zijn er wel een stuk of tien.
Van vroeger, van vroweger,
Van vroeger en ook van nu.

Toen Lies in huize Haan kwam, schrok zij daar wel wat van.
Er waren allemaal meiden. Zij vond daar geen bal aan.
Zij vond daar geen bal aan.
Naar een leuk gesprek al met een heer
Verlangde zij elke keer weer.
In huize Haan, in huize Haan
In huize Haan, er was geen bal aan.

Er waren wel twee jongens, die waren nog te klein,
Bemoederd door acht dames, dachtwen zij: Wie zou dat zijn?
Dachten zij: Wie zou dat zijn?
Met al die zussen om hen heen,
Dachten zij: Daar heb je weer een.
Er kan nog meer bij, er kan nog meer bij.
Er kan nog meer bij, dus zijn we maar blij.

Kijk Folkert had een tante, en die tante heette Lies.
Des zomers ging hij daar heen en deed dat op de fiets.
En deed dat op de fiets.
Het was een tante met rood haar,
Hij kwam daar bijna ieder jaar.
Een brilletje droeg zij ook
En het haar was dus rood.
Dacht Folkert, dat wil ik ook,
Want het haar was dus rood.

Toen Folkert op de kweekj kwam, kreeg hij daar dus een schok.
Er zat een rode dame, dus snap je, dat hij schrok.
Hij vroeg: Wie is die mooie meid.
Had voor studeren niet meer tijd.
Haar naam was Elisabeth.
Hij glom van de pret.
Haar naam was Elisabeth.
Hij glom van de pret.

Nu zoveel jaren later heeft Folkert de haren wit.
Hij ziet, dat er bij zijn Liesbeth geen spoortje grijs in zit.
Geen spoortje grijs in zit.
Zij is een bloem in bonte tooi.
Hij vindt zijn Lies nog wondermooi.
Voor hen is het nog steeds mei.
Hij is met Lies blij.
Voor hem is het nog steeds mei.
Hij is met Lies blij.

LIED
(Het is weer voorbij die mooie zomer)

Hij heeft er maandenlang naar uitgekeken.
De natte zomer wou eerst niet voorbij
En traag en langzaam kropen om de weken.
Soms dacht hij wel: Zo’n feest is niets voor mij.

Zo’n receptie , man hoe moet dat dan.
Je moet daar zijn als nette man.
Duas gauw maar weer een pak gekocht.

Dan denk je: Ha, dat is het dan.
Ik ben een heer, als het effe kan.
Maar lieve mensen, oh, wat is dat sof.

REFREIN

Voorbij zijn 25 jaren
Jaren dus van voor- en tegenspoed
Samen dacht je: Wij zullen het wel klaren.
Zoals een huwelijk eigenlijk wezen moet.

Je wereld was toen vol van plicht in het leven
Van hard werken en ook wat vrije tijd.
Soms ging het fout, soms wendde je de steven.
Maar tot helpen was je steeds maar weer bereid

Je kreeg een zoon, dat is dus Jan
Dat is nu al een grote man.
Die bracht nog heel wat jeugd bij je in huis.

Hij brak zijn been als kleine man.
Verkleden daar kon hij wat van.
Vaak was voor Lies dat toch wel eens een kruis.

REFREIN

Je stond steeds klaar voor ieder die dat wilde.
Per telefoon of brief gaf jij dan raad.
Je wilde niet dat een ander je bedilde,
Maar stond steeds voor ieder weer paraat.

Je pakte allerlei dingen aan.
Kon naar het Hornerheem eens gaan
En deed daar ook remedial teaching bij.

Je bracht aan de Westerburcht bezoek.
Bracht heel wat tijd met  Farewellwerk zoek.
Wie is met Lies hier in het dorp niet blij?

REFREIN

Je sneed de mooiste dingen uit een stuk hout
En tekende ook vaak nog wat er bij.
Je begon daarmee, toen was je nog niet z oud
En was dan met een boekenplank al blij.

En het geld voor inkt, dat was er net bij.
Broer Jan werd op de fiets gezet.
Haal jij maar even dit of dat voor mij.

Soms was het dan een stukkie gom
En Jan die hielde zich dan maar dom.
Was met het afkijken van de kunst alleen al blij.

REFREIN

Je wou de boer op na de ulobanken
En ging toen bij zo’n man al in de leer.
Maar pa heeft toen op knieën zitten danken,
Want Folkert zei: Ik ga maar leren weer.

De kweek dan in de Mesdagstraat,
Waar hij voor meester leren gaat
En dus ging Lies daar ook naar toe.

Hij schreef voor haar de scripties uit
En Lies dacht: Hier vind ik mijn buit
En reed fluitend naar Zuidwolde naar haar moe.

REDREIN

In Zuidhorn konden ze hem goed gebruiken.
Het examen was daar nog maar net voorbij
Hij liet daar zijn talenten fors ontluiken,
Want de jeugd op school was met zo’n meester blij.

Een vriendelijk woord, een gowede grap.
Op schoolreis met de jeugd op stap.
Reeds spoedig was hij adjunst- directeur.

Hij haalde akten, zeker twee,
Pikte handenarbeid al eerder mee
En nooit werden de lessen bij hem sleur.

REFREIN

In 25 jaar kan vewel gebeuren, maar alles heeft zijn eigen zin gehad.
Er zijn wat donk’re maar ook lichte kleuren,
Die je samen zag op je zilveren bruiloftspad.

Soms was je blij, soms was je bang.
Dit duurde kort, dat duurde lang.
Maar altijd was daar toch eeb stil begrip.

Elk leven heeft zijn op en neer,
Dat ondervond je telkens weer,
Maar steeds was daar weer je huw’lijk met een stip.

Je hebt er maandenblang naar uitgekeken.
De natte zomer wou eerst niet voorbij.
En traag en langzaam kropen om de weken.
Soms dacht je wel zo’n feest is niets voor mij.

Zo’n receptie man, hoe moet dat dan.
Je moest daar zijn in het net als het kan.
Dus gauw een nieuw kostuum gekocht.

Nu denk je:  Hé, was dat het dan.
Dit doen we weer als het effe kan.
Want eerlijk, wat hebben we met elkaar geboft.

REFREIN